Elke keer valt mij weer op hoe bevlogen mensen vaak zijn voor het vak wat ze uitoefenen. Hoe veel ze er voor over hebben om een goede dienst of een goed product te leveren. Het arbeidsethos ligt, zeker in branches als zorg, onderwijs en welzijn, waar het uiteindelijk om mensen en waarden gaat, zeer hoog. Wat er ook gebeurt, ‘hun’ studenten, patiënten of klanten moeten goed bediend worden.

Wanneer je weet waar je het voor doet, als het iets is wat jij écht belangrijk vindt, kan je meer tot stand brengen dan je zelf voor mogelijk had gehouden. Vanuit dat enthousiasme kan klaarblijkelijk een ongelofelijke hoeveelheid energie gegenereerd worden om de nodige klussen te klaren. Hard werken vindt men op zo’n moment helemaal niet erg.
Ieder (ja ieder!) mens beschikt op deze manier over een enorme realisatiekracht en creativiteit, een potentieel wat erom vraagt om gebruikt te worden en mooie dingen neer te zetten.

Wat een genot moet dat zijn voor elke organisatie om dat potentieel te mogen aanboren en mensen volop de gelegenheid te geven om een prachtig resultaat neer te zetten.

En wat heerlijk moet het zijn voor al die mensen dat zij zichzélf de gelegenheid kunnen geven om dat te doen waar ze werkelijk blij van worden en trots op kunnen zijn.

En hier gebeurt iets vreemds! Want wat zien en ervaren we in de praktijk?
Wordt al die beschikbare energie ook op die manier aangeboord? Of gebeurt er vaak iets anders?
En waarom doen we dat dan zo, als het ook heel anders kan?

 

Het antwoord is verbazingwekkend simpel: we zijn allen mens! En mensen hebben een grote behoefte aan veiligheid, waardoor ze zich een groot gedeelte van de tijd bezig houden met damage control, met voorkomen dat er iets kan gebeuren waar ze last van zouden kunnen hebben. We hebben allemaal overlevingsmechanismen om die ‘veiligheid’ te waarborgen. Zo houden we onze niet comfortabele ‘comfortzone’ in stand. Dit gebeurt meestal onbewust, we hebben het niet eens in de gaten.

Voor je het weet draai je in een kringetje rond en bijt je als een hondje in je eigen staart. Je werkt misschien te hard uit angst dat de dingen niet afkomen. Als harde werker krijg je steeds meer zaken op je bordje en door vermoeidheid lukt het steeds minder om alles af te krijgen. En dus ga je nog maar een tandje harder werken. Het kan toch niet anders? ‘De ander’ (bijv. leidinggevende), ‘de organisatie’ of ‘de omstandigheden’ moeten eerst veranderen en dat gebeurt maar niet.

Gelukkig zijn er handvatten om deze patstelling te doorbreken. Om weer ruimte en beweging in de situatie te krijgen. Het bijzondere is dat die handvatten alles met onszelf te maken hebben, met het kunnen zien en beseffen van wat wij zélf doen om onszelf vast te zetten. Het goede nieuws is dus dat we wel degelijk invloed op de situatie hebben. We hebben de sleutel zelf in handen.

 

Er komt een moment dat we er iets aan gaan doen, vaak als de frustratie zó groot is geworden dat we niet anders kunnen.
Want als alle bevlogenheid, al het enthousiasme weg is gelekt, is er ook geen energie meer om dat wat er moet gebeuren te doen.
Voor mensen persoonlijk, maar ook voor teams en organisaties uiteindelijk niet werkbaar en een trieste situatie.

Dan begint het proces, de weg terug naar het ‘hart van de zaak’, daar waar de bezieling zit.
Met alle energie die daar te vinden is kunnen bergen verzet en wonderen verricht worden.